Een dief in huis.
Langzaam werd ze wakker, wreef de slaap uit haar ogen en keek op de wekker.
Half negen, de hoogste tijd om op te staan. Nog een beetje slaperig stapte ze in haar pantoffels, trok haar ochtendjas aan en ging de trap af naar de keuken om te ontbijten.
Automatisch vulde ze de waterkoker voor een kop thee. Pakte brood, boter en een pot jam en begon haar brood te smeren. Twee bruine boterhammen die ze op elkaar legde en toen in vieren sneed. Gedachteloos at ze een stuk op terwijl ze thee zette want de waterkoker had ondertussen geklikt. Een tweede stuk brood volgde en ze keek eens om zich heen, de open keuken en de woonkamer door.
Daar zag ze Kitty, haar kat, voor de schuifpui zitten. Helemaal aan de andere kant van de kamer. Op haar gemak liep ze naar de schuifpui, pakte onderweg de sleutel, draaide hem van het slot en schoof de deur open. Kitty stak haar kop door de opening, snoof de frisse lucht op en besloot toch maar binnen te blijven. Ze vond het te koud, overal lag sneeuw.
Zuchtend schoof ze de schuifpui weer dicht en liep terug naar de keuken waar ze stomverbaasd naar haar bord keek. Terwijl er zo-even nog twee stukken brood op hadden gelegen, lag er nu nog maar één stuk! Op datzelfde moment hoorde ze geluiden van boven komen en bedacht zich geen moment!
Snel pakte ze een bezem uit de trapkast, rende de trap op, vloog de slaapkamer in en liet zich op haar knieën naast het bed vallen. Terwijl ze met die bezem het restant brood van onder het bed naar zich toehaalde riep ze : ‘Nickie, jij lelijke dief!’.